Het is in 2016 tweehonderd jaar geleden dat Jan Willem Racer overleed en wel op 1 oktober. Hij heeft grote betekenis gehad voor Twente als advocaat en rechtsgeleerde. Rechtskundig gezien heeft Racer veel voor Twente betekend en gedaan. Als zodanig heeft zijn werk ook invloed gehad op het dagelijks leven in Ootmarsum. Hij leefde in Ootmarsum van 1763 tot 1768, het jaar waarin hij zich vestigde als advocaat in Oldenzaal. Hij betrok daar de bekende woning van zijn oudoom Muntz , indertijd burgemeester en advocaat aan de Marktstraat (thans het gebouw waar de Groote Sociëteit in gevestigd is ). Helaas vergat deze oudoom, die kinderloos was, bij leven te regelen dat het huis werd nagelaten aan zijn neef. Racer kocht het huis in 1769 van de erfgenamen van Muntz voor 3000 gulden.
Advocaat en rechtshistoricus
Jan Willem Racer is op 1 juli 1736 geboren in Delden. Hij is vernoemd naar Jan Willem Friso, de Friese stadhouder die in 1711 bij de Moerdijk verdronk. Zijn moeder, Aleid van den Berg, was de dochter van een predikant in Borne. Zijn vader Georg Frederik Racer was lange tijd conrector aan het Atheneum ( Lateinschule ) in het Duitse Lingen. Het Graafschap Lingen is vanaf de zestiende eeuw verbonden met het Huis van Oranje. In 1578 verkochten de Staten Generaal van de Nederlanden het graafschap aan Willem van Oranje.
Na zijn conrectorschap In Lingen werd George Frederik tot predikant beroepen in Delden. Hij deed aanvankelijk zijn werk naar behoren totdat hij onenigheid kreeg met de leden van zijn gemeente. Hij ergerde zich aan het gedrag van diakenen omdat zij uit hun eigen winkels armen bedeelden. Het conflict werd weliswaar opgelost maar dominee Racer kon zich uiteindelijk toch niet verenigen met de oplossing en hij kreeg verlof om een beroep elders aan te nemen. Na tweeëntwintig jaar geestelijk leidsman in Delden, werd hij op 10 april 1744 beroepen in St. Croix in West Indië, (Amerikaanse Maagdeneilanden,). Vader Racer vertrok en liet zijn drie kinderen achter in Nederland. Jan Willem werden ondergebracht bij zijn grootmoeder. Na het overlijden van deze grootmoeder werd Jan Willem opgenomen in het gezin van oom en tante Van den Berg in Borne.
In 1748 vertrok Jan Willem naar Oldenzaal voor een studie aan de Latijnse school in de Sint Plechelmusbasiliek. In 1752 was hij zover dat hij kon gaan studeren in Groningen. Op 19 september 1754 liet Racer zich inschrijven aan de faculteit rechten. Een vier jaar rechtenstudie volgde. Op 3 mei 1758 promoveerde hij op de dissertatie ‘de dotis repetitione’.Twee maanden later werd hij door de Staten van Overijssel beëdigd als advocaat.
Racer bouwde een omvangrijke praktijk op. Onder de vele cliënten was Sophia Carolina Florentina, Rijksgravin van Rechteren, de belangrijkste. Racers grote praktijk bracht hem in contact met archieven en leidde tot bestudering van de oude rechten en rechtsgeschiedenis van Overijssel. Hij publiceerde in 1772 een wetenschappelijk werkstuk. Hij droeg dit werk, volgens gewoonte van die tijd, op aan de Drost van Twente, Sigismund Graaf van Heiden Hompesch tot Ootmarsum 1731 – 1790. Deze Ootmarsumse drost bleek later tijdens de patriottentijd een van zijn grootste tegenstanders.
De Patriottenbeweging
De patriottenbeweging was een typisch 18eeeuwse politieke stroming gebaseerd op de idealen van de Verlichting; het geloof in de redelijkheid van de mens, vooruitgang van de maatschappij door ontwikkeling van het verstand. Kenmerkend voor de patriotten waren ook hun oude grieven tegen de oligarchie van de Drost en de Oranjegezinden.
Naast juridische kwesties begon Racer zich als verlichte geest eveneens te interesseren voor de politieke zaak. Zeker toen er een hevige strijd losbarstte tussen de prins- of oranjegezinden en de patriotten in de Republiek der Verenigde Nederlanden.
De Oranjegezinden bestonden uit edelen en regenten die door het regeringsreglement voor hun ambten vrijwel geheel afhankelijk waren van stadhouder Willem Batavus V van Oranje Nassau 1741 – 1784. Binnen de patriotten waren twee stromingen actief: de aristocratische patriotten die voor een republikeinse regentenheerschappij kozen en de democratische patriotten die voor een heerschappij van middengroepen in steden en op het platteland met bestuurlijke invloed, opteerden.
Op politiek gebied zette Racer zich met name in voor meer bestuurlijke macht van de stad Oldenzaal en de andere steden in Twente. Een aardig detail is dat de patriotten als symbool de keeshond‘voerden’ terwijl bij de Oranjegezinden de mopshond een symboolfunctie kreeg toebedeeld. Jan Willem Racer werkte nauw samen met een andere patriot Joan Derk van der Capellen tot den Poll. Hij was een Gelderse edelman die lid was van de Ridderschap van Overijssel. In de Ridderschap zaten edelen die als afgevaardigden van Twente, Salland en Vollenhove, het platteland vertegenwoordigden. De steden werden vertegenwoordigd door regenten afkomstig uit de drie steden: Deventer, Kampen en Zwolle. Samen vormden de Steden en de Ridderschap, de Staten van Overijssel.
De strijd van de patriotten Van der Capellen en Racer werd gevoerd op twee fronten: ten eerste op het gebied van de buitenlandse politiek, met name de erkenning van de Verenigde Staten.
Het tweede front waarop Van der Capellen met Racer zich manifesteerde, was de binnenlandse politiek in Overijssel met een sterke nadruk op de afschaffing van de zogenoemde drostendiensten.
Een man van bekwaamheid en vaderlandsliefde
In de periode van rond 1785 start Racer met uit te zoeken of het waar is dat in Twente, leden van elk huisgezin verplicht waren drostendiensten te verrichten. Racer beantwoordt die vraag op karakteristieke en vakkundige wijze met een algemene historische verhandeling over de ontwikkeling van de diensten der Overijsselse inwoners gevolgd door een specifieke verhandeling over de drostendiensten.
Voorlopig blijft het daarbij en de drostendiensten bleven bestaan. Hoewel toen nog weinig werd bereikt, was het vuur van de bestrijding van de gehate drostendiensten opgestookt en het zou blijven branden.
Racer ontpopte zich tot een Twentse rechtsgeleerde avant la lettre. Zijn historisch onderzoek was en blijft een belangrijke bron voor de geschiedenis van het recht in Overijssel. “ Het is een geluk dat wij een man van die bekwaamheid en vaderlandsliefde als de heer Racer bezitten,” schreef Van der Cappellen.
In 1780 eiste de burgerij van Oldenzaal het recht van de jacht in de buurtschappen en boerschappen terug omdat men er achter was gekomen dat de burgerij dit recht voor 1748 wèl had bezeten. De stad Oldenzaal verzocht Racer om een onderzoek te doen naar dit jachtrecht. Dit onderzoek was het begin van wat zou uitgroeien tot een groots achtdelig werk van ongeveer 2800 pagina’s, deOverijsselsche Gedenkstukken.
Jachtrecht
Er was in die tijd een hevige strijd aan de gang tussen prinsgezinden en patriotten binnen de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Het was een tijd van economische achteruitgang met een beperkt aantal regentenfamilies die de politieke macht in handen hadden. Wat kleine steden als Oldenzaal en Ootmarsum betreft werd alle macht van de stadhouder via de drost uitgevoerd. De kleine steden waren zich ervan bewust dat de rechten die de regenten zich toe-eigenden niet altijd aan hen hadden toebehoord. En men eiste dan ook herstel van deze rechten en vrijheden. Racer verdedigt in het eerste deel van de gedenkstukken het standpunt dat de burgers ook het rechtop de jachthadden. Hij gaat ervan uit dat van oudsher iedereen gerechtigd was tot de jacht. Het was een recht dat iedereen van nature bezit en helemaal geen privilege voor edelen. Hij benadrukte dat het hier ging om ongeschreven gewoonterecht. De kleine steden konden dan ook geen schriftelijke bewijsstukken, in de zin van privileges, overleggen. Ze konden alleen verklaren dat het hier om een natuurrecht ging en dat zij van oudsher de jacht beoefend hadden. Racer maakte duidelijk dat dit probleem al twee eeuwen speelde. De kwestie van het jachtrecht was voor de drosten van het grootste belang om de stadjes onder hun invloed te brengen en uiteraard vanwege de inkomsten die zij ontvingen van de boetes bij overtreding. Racer trok met deze zaak de aandacht in vele kleine steden en het regende dan ook verzoeken bij hem om niet alleen het jachtrecht maar ook het ijkrecht te herstellen.
Drostambt
Het drostambt heeft in Twente een significante betekenis gehad. Oorspronkelijk was Twente een graafschap. De graven werden later vervangen door drosten. De drost of drossaard was daarvoor een functie aan de vorstelijke hoven. Hij vervulde administratieve diensten maar trad ook op als hoogste gerechtsambtenaar ter vervanging van de vorst. De naam drost is synoniem aan ambtman, meier, schout, baljuw enz.
Tijdens de Betaafse Republiek nadat Willem V naar Engeland was uitgeweken, werd Jan Willem Racer benoemd als tijdelijke drost (‘provisioneel verwalter drost’) van 1795 tot 1799 en hij stelt zelf zijn zoon Frederik Hendrik aan als Landschrijver (Advocaat Fiscaal).
Drostendiensten
De Drostendiensten stamden uit de Middeleeuwen en verplichtten boeren in Overijssel/Twente om tweemaal per jaar ‘ eens bij hooy en eens bij gras ‘ hand- en spandiensten te verlenen aan de drost. Kortom, een vorm van gedwongen arbeid voor de drost. Dankzij het onderzoek van Jan Willem Racer werden de drostendiensten aan de kaak gesteld. Ook verzamelde Racer gegevens over het ernstige misbruik van de diensten die de Drost van Twente en Salland maakte: Graaf Sigismund Van Heiden Hompesch tot Ootmarsum ( 1751-1790) kon er ook wat van.
Maar de actie van Racer bleek uiteindelijk toch succesvol, de diensten werden in 1785 afgeschaft.
Bij monde van Racer gingen de kleine steden meer politieke eisen stellen. Wat verder opmerkelijk is dat Racer een duidelijk onderscheid aanbrengt in opstelling tussen democratie en aristocratie. Beide – zegt hij – beroepen zich op het feit dat ze het volk representeren. Maar een wezenlijk onderscheid is, dat in een aristocratie de regeringsleden op de vergadering verschijnen‘als persoonen, aan wie de Oppermagt tesamen, gelijk in een monarchie aan den Monarch alleen, in eigener persoonen toebehoort’terwijl in een democratie,‘de ingezetenen, die aan de Volksregeeringdeelhebben, niet zelfs ter Landsvergadering verschijnen, maar in die verschijning door anderen gerepresenteerd worden’ en daardoor ‘een tweede representatie plaats heeft’. Kortom Racer verstaat onder representeren: regeren vóór en dóór het volk.
In de daarop volgende jaren ontstond een scheiding in de patriottenbeweging. De kleine steden eisten van de grootstedelijke patriotten herstel van hun rechten terwijl de laatsten zich hierom niet bekommerden. In 1786 werd Racer tot burgemeester gekozen in Oldenzaal. De verhouding tussen hem en de drie zittende burgemeesters was niet geweldig vanwege zijn politieke idealen.
De Overijsselse patriotten keerden zich in het begin vooral tegen bestaande misstanden: drostendiensten, jachtrecht, jachtgericht en ijkrecht. Doel was de boeren en burgers te bevrijden van de overheersing van de drosten en het onrecht te bestrijden. Het middel daartoe was het verrichten van historisch onderzoek naar de oorsprong en ontwikkeling van wetten en instellingen, de opsporing van misbruiken en het sturen van verzoekschriften met het nodige bewijsmateriaal. Hiermee zou vooral Racer zich inlaten en tegen deze achtergrond dienen we zijn Overijsselsche Gedenkstukken te bekijken. Hij was het brein der kleine steden. De initiatieven van Racer zorgden ervoor dat de beweging der kleine steden bijzonder aan kracht won.
Racer heeft met succes gevochten voor de rechten van de Twentse steden Oldenzaal, Enschede, Goor, Delden, Rijssen en Ootmarsum, die zich op 28 november 1762 “ De Verenigde Steden van Twente” gingen noemen.
Bij zijn overlijden in 1816 te Oldenzaal had Jan Willem Racer een zevenenvijftig jaar durende rechtspraktijk uitgeoefend.
De achttiende-eeuwse rechtshistoricus mr. Jan Willem Racer is de belangrijkste patriot in Twente geweest. Hij heeft met succes gestreden voor de democratische rechten van de Twentse steden en voor de verbetering van het lot van de Twentse boeren.
Om deze belangrijke Twentenaar te eren en hem ook voor de huidige en toekomstige generatie uit de vergetelheid te halen heeft de Stichting J.W. Racerhuis samen met de Vereniging De Groote Sociëteit, het initiatief genomen een bronzen beeld te plaatsen in de nabijheid van het naar hem genoemde huis aan de Markstraat in Oldenzaal waar hij tot zijn dood in 1816 heeft gewoond en gewerkt.
Het is de intentie om via dit beeld aandacht te schenken voor de betekenis van Racer als pleitbezorger voor de verlichte ideeën van de Nederlandse patriottenbeweging die ruim tweehonderd jaar geleden als grondslag mogen worden beschouwd voor onze huidige parlementaire democratie. Op 29 april 2011 is het beeld door de commissaris van de toenmalige koningin, Ank Bijleveld onthuld.
De voormalige hoogleraar beeldhouwen aan de Rijksakademie van Beeldende Kunsten te Amsterdam, Erik Claus heeft het bronzen beeld ontworpen.
Geslacht Racer
Jan Willem Racer was gehuwd en had zes kinderen. Zijn jongste dochter Carolina Bernardina Racer is geboren te Oldenzaal in 1778 en overleden te Oldenzaal in 1857. Ze was gehuwd met ds. J Palthe. Dit gezin telde reeds 5 kinderen toen in 1804 een zoon Johannes Fredrik geboren werd. Hij kreeg de achternaam Racer Palthe. Het was inmiddels onwaarschijnlijk geworden dat de zonen van Jan Willem Racer nog ooit zouden trouwen, dus moesten er andere wegen gezocht worden om de naam Racer te bewaren. Na het overlijden van Jan Willem en zijn vrouw werden in gezin Palthe nog twee zoons geboren. Eén daarvan kreeg de naam van Wulfften Palthe. Carolina Bernardina Racer werd hiermee de stammoeder van tegenwoordig honderden nakomelingen in mannelijke en vrouwelijke lijn. Dat zijn de Racer Palthes, de talrijke van Wulfften Palthes en alle aangehuwden en hun kinderen. Met Carolina’s dood stierf de laatste van de Twentse Racers. Slechts bij de Racer Palthes leeft deze in oorsprong Slavische naam nog voort.
Geraadpleegde literatuur.
Jan Mistrate Haarhuis